// Recensie van het boek Hallo witte mensen van Anousha Nzume //

In de weken na de dood van George Floyd, eind mei 2020, ontploften mijn sociale media van de berichten over racisme, discriminatie en black lives matter. Racisme is geen gezellig, luchtig onderwerp, dus na een paar dagen begon ik me te irriteren aan alle content over dit onderwerp. Ik zit op sociale media voor m’n ontspanning. Ik besloot dat het tijd was om me op een andere, meer structurele manier te verdiepen in het probleem met racisme dat Nederland vandaag de dag nog steeds heeft. Ik kocht het boek Hallo witte mensen van Anousha Nzume.

Ik was me voor ik dit boek ging lezen niet bewust van mijn huidskleur. Ik ben wit, so what, kleur doet er niet toe, toch? Iedereen is gelijk, toch? ‘Kleurenblindheid’ noemt Nzume dit. Helaas is dit niet iets positiefs volgens haar. Met die zogenaamde kleurenblindheid ontken je namelijk de realiteit: dat huidskleur wél uitmaakt. En zonder erkenning kan geen verandering plaatsvinden.  

Met de illustratie op de voorkant van het boek lijkt de schrijver haar lezers te beloven ze een spiegel voor te houden. Die belofte maakt ze waar. Nzume stelt vragen, geeft voorbeelden en trekt vergelijkingen om ons, witte mensen, bewust te maken van onze eigen huidskleur en de privileges die dit oplevert. En, I have to say, dat is pijnlijk.

Chanel Lodik, een ondernemer die op Instagram veel deelt over racisme in Nederland, heeft boven haar account staan ‘niet voor tere zieltjes’. Ik snap nu waarom, want het doet pijn om je te realiseren dat huidskleur uitmaakt. Ik vind het pijnlijk om me (nu pas) te realiseren wat een bevoorrechte positie ik heb. Daar kan ik niks aan doen, ik heb niet voor mijn witte huidskleur gekozen. Maar het is pijnlijk dat ik bepaalde dingen voor lief heb genomen, die anderen niet net zo gemakkelijk ten deel zijn gevallen. Alsof ik altijd een opstapje had, waardoor ik de bal gemakkelijker in het basket kreeg.

Nu even over de toon van het boek. Die vond ik bij vlagen strontirritant. Nzume komt in sommige zinnen belerend, bijna een beetje denigrerend, over. Alsof wij, witte mensen dom zijn. In de loop van het boek realiseerde ik me echter dat ‘zeuren over de toon waarop een gesprek gevoerd wordt’ (mijn woorden) een manier kan zijn om het gesprek af te leiden van het onderwerp waar het om draait: racisme en discriminatie. Misschien dat het pijnlijke besef dat ik onwetend en stelselmatig bevoordeeld (privileged) ben er wel voor gezorgd heeft dat ik me ging richten op de toon van het boek. Zodat ik niet meer hoefde te luisteren naar de pijnlijke inhoud.

Waarom vond ik dit boek, ondanks de toon, toch zo goed? Begin juni las ik een tweet van Ijeoma Oluo: “the beauty of anti-racism is that you don’t have to be free of racism to be an anti-racist. Anti-racism is the commitment to fight racism wherever you find it, including in yourself”. Dit boek heeft mij geholpen om kleur te zien, mijn eigen kleur te bekennen en onbewust racisme in mezelf te bestrijden. En dat is precies wat ik wilde.